Zo’n 5000 jaren geleden begonnen de mensen om landbouw te doen. Voordien, als wij onze leerboeken geloven mogen, leefden wij als verzamelaars en jagers. Maar plots beslisten mensen over de hele wereld, van Mesopotamië over Indië tot in China en Mexico om voorraden aan te leggen in plaats van uit de hand in de mond te leven.
Granen bleken goed geschikt voor voorraden. Het bewaarde langer dan fruit of vlees, en wat nog over was kon men zonder grote moeite terug uitzaaien en(nog) meer in het volgende jaar oogsten.
De lekkerste granen waren die van de wilde zoete grassen. Deze familie bevat rogge, tarwe, spelt, tef, maïskolven, rijst en nog een paar andere soorten. Deze granen smaakten zoeter dan bij voorbeeld klaver. Ik kan mij inbeelden dat mensen de gedroogde korrels kookten of maalden om hun gemakkelijker te kunnen kauwen. De pap was voedzaam en gemakkelijk te bewaren.
ik denk dat de pep op hete stenen gestreken wordt om ervan flensjes of tortilla’s te maken. En ooit moet er een kom pap te lang buiten gestaan hebben en hij begon te fermenteren - de desem was geboren.
Van deze uitvinding heeft het nog 3000 jaren geduurd om ciabatta, croissantjes en crompoes uit te vinden, maar zo denk ik dat brood ontstaan is.
Wat ik boeiend vind is dat ook elk climaat zijn eigen broodcultuur ondersteunt. Met veel monsoenregen groeit rijst beter dan rogge, en zo werd rijst de graan van keuze voor Azië. In de middellandse zee was er voldoende zonne om tarwe te telen, terwijl de korte zomers in Scandinavië de teelt van rogge eisten.
En zo heeft elke cultuur haar eigen voeding, ingegeven door het klimaat en uit duizenden jaren experimenteren.